FONS EN JAN


OME JAN & OME FONS




“M’n vrouw zegt dan dat het maar een spelletje is, maar ja gaat je eigen toch opvreten hoor –doodziek ben ik er van.” Schoorvoetend benader ik het groepje grijze mannen dat aan de bar hangt van voetbalclub DWV. Er hangt een droeve sfeer: uit het veld geslagen blikken, hangende schouders en een bedrukt stemvolume. De mannen schuiven gelukkig direct een kruk voor mij bij, en de barman schenkt een kopje filterkoffie (“bakkie warmte, voor je koude handen”) voor me in. Ik voel me welkom.

Ome Fons en Ome Jan zijn al zolang ze zich kunnen herinneren lid van de club, en het is naar hun mening niet echt veranderd in zestig jaar. Ik kijk om me heen, en het hele interieur bevestigt deze opmerking. De tafels, de stoelen, de muren, het plafond: alles is van donker hout, en aangekleed met witkanten gordijnen. De ouderwetse kassa slaat met een harde klap dicht, iedere keer wanneer een jonge speler een glas cola afrekent. De mannen beschouwen ADV als een tweede huis, ook nu ze zelf te oud zijn om te spelen: “Het is kiezen of delen. Thuis is mijn vrouwtje, maar die kijkt The Bold en the Beautiful, dan zit ik liever hier met de mannen en een bakkie aan de bar”. Deze opmerking over ADV is een aanleiding voor de omes om weer te beginnen over de nederlaag van hun team. De teneergeslagen blikken van de mannen brengen me het schaamrood op de kaken: hoe durf ik in een rouwende voetbalkantine, vragen te stellen over iets triviaals als eten? Voorzichtig vouw ik mijn vragen in een voetbaljasje. Kwamen ze hier vroeger al, en wat kregen ze dan te eten als ze thuiskwamen? Had een gezin van tien leden geld over voor een voetbalclub, en was dit geldgebrek te merken in de avondmaaltijd? Een beetje doorzichtig, maar het werkt wel: ome Jan en ome Fons kunnen mopperen over de wanprestaties van hun club, en geven tegelijkertijd antwoord op mijn vragen. Wel hebben de mannen vanavond een korte aandachtspanne, en lijken ze het na het verlies prettig te vinden om nog een beetje controle te hebben. Daarom leg ik me neer bij het feit, dat ze telkens terug willen keren en uit willen weiden over twee zaken:

1.     Stamppot
2.     Vrouwen achter het fornuis

Op welke vraag ik dan ook stel, krijg ik hetzelfde antwoord: stamppot, hutspot, andijvie, witlof, boontjes en altijd aardappel. Beiden hebben nog geen tien keer in hun leven in de keuken gestaan: “ Moedertje de vrouw kookt voor mij, en voor hem kookt z’n zus”. Als ik vraag wat ze koken, haalt Fons diep adem: “ Stamppot, hutspot, andijvie, witlof, boontjes. Alles met aardappel. Gekookt, gebakken”.

Wanneer Jan begint over vroeger, word ook ik een beetje teneergeslagen. Korte verhalen komen los over de schaarste in oorlogstijd. Veel lijken ze er niet over kwijt te willen, en ik vraag uit respect niet door, maar luister in stilte naar wat ze wel loslaten. Ze aten elke dag aardappelen, gestampt en aangelengd met water zodat het meer leek. “Aardappelsoep was het”, aldus Fons. Jan is een keer helemaal naar Schagen ( ik vond het halfuurtje auto naar ons zomerhuis in Egmond vroeger al onuitstaanbaar lang..) gelopen (gelopen!). In de kou, alleen, en met de hoop terug te keren met een grote zak vol uien. Niets was minder waar, bijna terug in Amsterdam, werd de zak van hem afgenomen. Jan vertelt dat ze door dit soort gefaalde acties een aantal keer bloembollen hebben moeten eten: “Echt vies was het niet, het was meer het idee. Je voelt je erg klein, wanneer je niet eens een gewone gekookte aardappel op je bord hebt liggen.” Ik staar naar mijn handen op de glimmende bar, het rijtje dat Fons meerdere keren voor me opdreunde klinkt ineens heel erg luxueus en aantrekkelijk: “Stamppot, hutspot, andijvie, witlof, boontjes. Alles met aardappel. Gekookt, gebakken”.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten